De geschiedenis van de schilderkunst in de Lage Landen kan je
lezen als een graadmeter van economisch succes. Enkel waar rijkdom was kon men
immers meesters betalen om soms jaren aan één schilderij te werken. Van het graafschap
Vlaanderen in de 15de eeuw (Van Eyck, Memlinc, Van der Weyden)
verspreidde dat vakmanschap zich naar het hertogdom Brabant in de 16de
en vroege 17de eeuw (Bosch, Breugel, Rubens, Van Dijck) en zo naar
Holland in de 17de eeuw (Rembrandt, Vermeer …).
Maar je kan in de schilderkunst ook een stripverhaal van de
geschiedenis lezen. Uiteraard met veel statieportretten en uitbeeldingen van
veldslagen, want dit was wat de ijdelheid van de opdrachtgevers verlangde. Maar
schilderijen zijn sowieso onze voornaamste visuele getuigen van de tijd voor de
fotografie (°1830), en verdienen speciale aandacht voor wat ze vertellen. Zeven
voorbeelden, die mij al vaak geboeid hebben, illustreren dat.
1. Karel V na de slag bij
Mühlberg van Titiaan
Keizer Karel, de oorspronkelijk wat bekrompen en schuwe Bourgondiër
die in zijn veroveringstochten de Italiaanse renaissance leerde smaken, haalde
in 1548 de Venetiaanse schilder Tiziano Vecello, beter bekend als Titiaan, naar
Augsburg, de stad van zijn bankiers, de Fuggers. Hij liet er dit portret van
zichzelf maken, als overwinnaar te paard na de slag bij Mühlberg in Saksen. Zijn
leger, onder leiding van Don Fernando Alvarez de Toledo, de hertog van Alva, had
daar een jaar eerder de Duitse protestanten in de pan gehakt. In de realiteit
lag de keizer tijdens de slag op een draagberrie, kermend van de jicht. Maar
het portret is vooral een symptoom van de zelfverzekerdheid die Karel V in 1548
uitstraalde. Anders dan vroeger staat hij niet knielend voor God afgebeeld,
maar trots, in harnas, te paard, in een uiterst originele setting. De keizer
had, zoals zijn Bourgondische voorvaderen, een goede artistieke smaak, en moet
zich oppermachtig gevoeld hebben in dat jaar. De beheersing van Europa lag
binnen handbereik. Op zijn 47ste was hij A man in full. Niets kon hem doen vermoeden dat de afgang op dat
moment zo nabij lag, binnen de muren van zijn eigen paleis …
2. De kindermoord van
Bethlehem van Pieter Bruegel
Pieter Bruegel de Oudere zou dit bijbels tafereel afgewerkt hebben
in 1567 in zijn atelier in Brussel, twee jaar voor zijn dood. Zoals bij alle
schilderijen van de oude Bruegel, over wie we zo weinig weten, is er ook rond
dit heel wat mysterie. Omdat de datum van vervaardiging onzeker is, bestaat er een
onopgeloste discussie over de vraag of de moord op de kinderen van Bethlehem
uit Mattheus’ evangelie al dan niet een allegorie is op de komst van de hertog
van Alva als nieuwe, autoritaire landvoogd van de opstandige Nederlanden.
Bruegels werken bevatten wel meer verwijzingen naar de woelige tijd waarin hij
leefde, en als artiest in een grote stad was hij haast zeker gevoelig voor de
nieuwe ideeën. Maar Alva kwam pas begin augustus 1567 in Luxemburg toe met zijn
leger. De arrestatie van de graven van Egmont en Horne, het begin van een bloedige repressie, vond
plaats op 9 september. Vandaar de discussie: de troepen die de kindermoord
uitvoeren op het schilderij zijn eigentijdse soldaten, de fameuze tercio’s van
keizer Karels en Alva’s quasi onoverwinnelijke leger. Maar dat is normaal op
elk schilderij van die tijd. Blijft de vraag of de aanvoerder van de
troepenmacht, de man met zijn lange, witte baard in het pikzwarte harnas ook
Alva zelf is? Het lijkt net iets teveel toeval.
3. De overgave van Breda
van Diego Velazquez
Diego Velazquez, de eerste grote naam uit de Spaanse schilderstraditie,
maakte dit doek tien jaar na de feiten, in Madrid. Het was een eerbetoon aan
zijn vier jaar eerder overleden beschermheer en vriend, de Genuese veldheer
Ambrogio Spinola met wie hij een paar jaar door Italië was gereisd. Die had in
1625 na een lange belegering aan het hoofd van de Spaanse troepen Breda
veroverd op de Oranjes (eerst Maurits, en toen die overleed Frederik-Hendrik).
Dat was overigens tegen de instructies in die hij gekregen had, maar Spinola
had twintig jaar eerder ook Oostende ingepalmd na een belegering van drie jaar,
en slaagde in een herhaling van dat militair bravourestuk. Ongetwijfeld
genietend van die triomf toonde de Genuees zich uitermate mild tegenover de
overwonnenen, onder wie de gouverneur van de stad, de 65-jarige Justinus van
Nassau, een buitenechtelijke zoon van de Zwijger. Op Velazquez’ doek is hij het
die de sleutel van Breda overhandigt aan Spinola. Het allesbehalve martiaal tafereel
blijf een zeldzaam moment van menselijkheid in de voor het overige uitermate
brutale en destructieve Dertigjarige Oorlog. De inname van Breda was overigens één
van de laatste gloriemomenten van de tercio’s, het Spaanse leger dat honderd
jaar lang de Europese slagvelden domineerde.
4. De oversteek van de Rijn van
Adam Frans Van der Meulen
Adam Frans Van der Meulen
was al voorbij de veertig toen hij in Parijs aan zijn meest beroemde schilderij
begon. Hij was opgeleid in Brussel, aan het atelier van Pieter Snayers, in de
beste Brabantse schildertraditie. In 1664 haalde Colbert hem naar de Franse
hoofdstad. Voortaan mocht Van der Meulen de veroveringen van zijn nieuwe
meester schilderen, Louis XIV, le Roi-Soleil. Het is in het Palais des
Tuileries dat hij zijn bekendste werk vervaardigde, dat vandaag in het
Rijksmuseum in Amsterdam hangt. Het toont vooraan de Zonnekoning zelf te paard
die in een breed gebaar zijn troepen aanvuurt. Die stormen een helling af dwars
door een brede stroom, waar aan de overkant een toren in brand staat, getroffen
door de kanonnen. De hemel is blauw, met wat wolken, en een lichte sliert nevel
nog boven het water. Het was 12 juni 1672 en Lodewijks ‘finest hour’: zijn
leger stak in een razend snel offensief de Rijn over, op een doorwaadbare
plaats nabij het historische Tolhuis van Lobith in Kleve net buiten de grenzen van
de Republiek der Zeven Provinciën (vandaag net binnen Nederland). Van der
Meulen speelde met hele tafereel volop in op de impressie die de tijdgenoten
van die veldtocht overhielden: een blitzkrieg van een onstuitbare troepenmacht.
De val van Holland kon nog slechts een kwestie van dagen zijn…
5. Episode van de Septemberdagen 1830 op het Stadhuisplein te Brussel
van Gustaaf Wappers
De Antwerpse schilder
Gustaaf Wappers vervaardigde in 1835 als jonge dertiger dit immense en
pathetische doek over de Belgische revolutie van vijf jaar eerder, duidelijk
ook geïnspireerd door het voorbeeld van Eugène Delacroix over de Franse
juli-revolutie van hetzelfde jaar. Hij deed dit in opdracht van de nieuwe
machthebbers over het nieuwe land, vermoedelijk zelfs de legercommandant Félix
Chazal, die de linkerhelft van het tafereel domineert vanop zijn paard. Chazal was
in 1830 22, woonde in Luik, maar trok na het uitbreken van de opstand mee naar
Brussel met zijn goede vriend, de jonge advocaat Charles Rogier. Hij vluchtte
net als de meeste revolutieleiders tijdens de cruciale septemberdagen Brussel
uit, vanwege de logische verwachting dat het geregelde leger van het Koninkrijk
der Nederlanden de opstand en de chaos snel in de kiem zou smoren. De
bestelling bij Wappers diende uiteraard om het nog uiterst wankele België aan
legitimiteit te helpen. Ook de regering en koning Leopold deelden subsidies
daarvoor uit, o.a. aan een andere Antwerpse schilder Nicaise De Keyser die in
1836 op gelijkaardige wijze de Guldensporenslag uitbeeldde als roemrijke
episode van het Belgisch verleden. Dat schilderij zou op zijn beurt de jonge
Antwerpse en op zijn beurt gesubsidieerde auteur Henri Conscience inspireren
voor zijn meesterwerk De Leeuw van Vlaanderen, dat in 1838 verscheen. Bedoeld
als ode aan het Belgisch verleden, werd het later de inspiratiebron bij uitstek
voor Vlaamsnationalisten. Wappers en Conscience
waren goede vrienden.
6. Flandern van Otto Dix
Otto Dix was 23 toen hij zich in augustus 1914 als jonge schilder
enthousiast meldde als vrijwilliger om te gaan strijden in het Duitse leger. Hij
werd een oorlogsheld, vocht aan de Somme, in Rusland en finaal, in 1918, ook
aan het front rond Ieper. Na de oorlog verwerkte Dix zijn oorlogservaringen in
traumatische schilderijen, waarvan Flandern, uit 1934, ongetwijfeld het meest
tot de verbeelding spreekt. De grijze hemel die een wordt met de rookpluimen
van de verwoestingen, de grimmige soldaten die deel zijn geworden van het
landschap van modder, plassen en puin. Het was één van de laatste werken waarin
Dix openlijk de oorlog kon aanklagen. De nazi’s, die een jaar eerder aan de
macht waren gekomen, verboden hem verder werken te exposeren en verbrandden een
deel van zijn schilderijen in 1937 als ‘Entartete Kunst’ (Ontaarde Kunst).
7. De verdoemden van Felix Nussbaum
Felix Nussbaum, Duitser en zoon van een moeder van joodse afkomst uit
Osnabrück, was 39 toen hij op 10 juni 1944 in zijn schuilplaats in de Brusselse
Archimedesstraat vlakbij het Schumanplein door de Gestapo werd opgepakt, samen
met zijn Poolse vrouw Felka. Hij woonde daar, op nog geen honderd meter van de plek waar vandaag Herman Van Rompuy, José-Manuel Barroso en Catherine Ashton huizen. Nussbaum en Felka Platek vertrokken met het laatste van de 28 konvooien
vanuit de Mechelse Dossin-kazerne naar Auschwitz, waar ze vermoedelijk op 2
augustus zijn omgebracht, een maand voor de bevrijding van Brussel. De Duitse schilder
had er dan al twaalf jaar van vluchtelingenleven opzitten, waarvan de laatste
zeven jaar in Brussel. Vooral na de Duitse inval en bezetting drongen de angst
voor de vervolging en de gruwel van zijn tijd steeds meer door in zijn
schilderijen, die tot de meest beklijvende getuigenissen behoren van het
dieptepunt van de Europese geschiedenis. ‘De verdoemden’ uit 1943 was zijn
voorlaatste werk. Hij komt er zelf op voor (de man met pet die zijn kraag
vasthoudt) in een decor dat herkenbaar de Archimedesstraat is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten