dinsdag 4 juli 2023

Hoe een parisienne het tot Maagd van Vlaanderen schopte


Drie silhouetten, waarvan twee van dezelfde beeldhouwer. Van links naar rechts: Devreeses vergulde Maagd van Vlaanderen van de jaren 1901-06 - Georgette Leblanc als Thaïs op een foto uit de jaren 1895-99 - Leblanc als het Thaïs-beeld van Devreese uit 1899.

 Daar stond nu het heerlijke beeld, begloord door de zonnestralen, zo beschreef de Gazette van Kortrijk het moment iets na vieren op zondag 5 augustus 1906. Toen gleed de leeuwenvlag op het vier meter hoge beeld zachtjes naar beneden. Ze werd plots zichtbaar, in de even vergulde als schijnbaar doorschijnende gewaden die een op en top vrouw onthulden: de Maagd van Vlaanderen. Ze troont sedertdien boven de Groeningekouter in Kortrijk, het laatste stukje slagveld van 1302, ook boven de jaarlijkse elfjuli-viering in die stad. Niemand die toen – en sindsdien – wist dat het haast zeker een op en top parisienne was die model stond. 


 Wanneer de Vlaamsche vlag die het gedenkteeken bedekte neerzeeg, steeg een enkele kreet van bewondering uit aller borst, gevolgd door een luidruchtig handgeklap, zo meldde ook Het Laatste Nieuws. Er stonden een kleine duizend toeschouwers te kijken, in ruime meerderheid mannen, velen al met een strohoed, het nieuwe mode-hoofddeksel voor de warme zomer. Voor ’s avonds waren ‘nachtfeesten’ aangekondigd, met vuurwerk, en zelfs ‘electrisch licht’.

 Burgemeester Auguste Reynaert, uiteraard van de katholieke partij, viel ook voor het beeld: Daar staat het, schitterend in den glans der Geschiedenis, in zijn gouden hulsel, overgoten door den gloed van den zomerzon. Het was overigens een uitgesproken vaderlandslievende plechtigheid, voor vaderland België wel te verstaan. Spreker Georges Helleputte, katholiek volksvertegenwoordiger en voorzitter van het Davidsfonds, zag in het monument de uitdrukking van de band der liefde met dat Vaderland België, dat eenen buitengewoonen bloei heeft bereikt. En hij eindigde zijn toespraak met een krachtig Vlaanderen den Leeuw. 


Onze-Lieve-Vrouw


 Met het oog op de zeshonderdste verjaardag van de veldslag in 1902, was er in Kortrijk al jaren voordien een Comiteit opgericht. Maar pas in 1899 hakte het de knoop door over een al lang rijpend idee: een eigen gedenkteken. Nog voor eind september kregen een reeks beeldhouwers de uitnodiging om deel te nemen aan de wedstrijd, met 100.000 frank beloning voor de winnaar. Inzendingen moesten binnen zijn voor 1 maart 1900. De jury zou bestaan uit onder meer Helleputte, Désiré Minnaert, voorzitter van het Willemsfonds, Georges Vandale, schepen van Kortrijk, en ook drie bekende Brusselse beeldhouwers: Constantin Meunier, Juliaan Devriendt, Albert Desenfans.

 Het thema van de wedstrijd luidde: Vlaanderen, zijn volk en zijne glorie, de Vlaamsche Maagd, de Leeuw, O.L.V. van Groeninge, de kring onzer groote mannen in alle vlakken. De plechtigheid moest duidelijk een stevig katholieke inslag krijgen. Het Laatste Nieuws zou zich trouwens in haar verslag beklagen over het ‘eenzijdig en partijdig’ karakter daarvan, omdat er alleen katholieke prominenten waren uitgenodigd.

 Het beeld van de Vlaamse Maagd heette terug te gaan tot 1302, omdat Maria tijdens de slag verschenen zou zijn. Sinds de grondige opzoekingen van de dominicaanse pater Huyghebaert een halve eeuw geleden, weten we dat de mythe haast zeker begin 17de eeuw is gecreëerd in het kader van de Contrareformatie. Het dertiende-eeuwse beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Groeninge, dat vandaag nog in de Sint-Michielskerk staat, werd toen ergens opgediept en voor het nieuwe verhaal ingezet. Het kwam de autoriteiten anno 1600 ongetwijfeld goed uit dat de overwinning van Kortrijk het werk was van hogerhand, eerder dan van pientere en zelfbewuste stervelingen uit Brugge. 


 De juryleden noemden het beeld van de Maagd (alias Maria, alias Onze-Lieve-Vrouw van Groeninge) weinig alledaagsch en hoopten dat het mogelijk zal zijn er iets treffends en aantrekkelijk van te maken'


 De Maagd van Vlaanderen stond dus centraal in de twee inzendingen die de jury in de lente van 1900 weerhield uit elf. Finaal, in augustus, verloor de Roeselarenaar Jules Lagae. Zijn voorstel – Flandria Nostra, een statig zittende prinses met een groot leeuwenschild op een vrij log paard – staat vandaag op het Muntplein in Brugge. Winnaar werd Godefroid (Godfried) Devreese, 39, zoon van een Kortrijkse beeldhouwer, maar al zestien jaar wonend en werkend in Schaarbeek.

 In het stadsarchief van Kortrijk bewaart men een foto van het beeld dat Devreese in 1900 inzond. Dat blijkt een heel ander te zijn dan datgene dat vandaag boven de Groeningekouter weer en wind trotseert. Het eerste beeld dat de beeldhouwer boven op het monument wilde zetten was, afgaande op de foto, een plechtstatige, rijzige, brave, deftige middeleeuwse jonkvrouw met een kroon en een vlag. 



Devreeses eerste ontwerp voor de Maagd uit 1901 (stadsarchief Kortrijk)


 Op zich was dat wat gevraagd was. Desondanks had de jury van de wedstrijd vooral kritiek gehad op het bovenste deel van Devreeses monument: de juryleden noemden het beeld van de Maagd (alias Maria, alias Onze-Lieve-Vrouw van Groeninge) weinig alledaagsch en hoopten dat het mogelijk zal zijn er iets treffends en aantrekkelijk van te maken. De beeldhouwer heeft dat blijkbaar ter harte genomen. 

 Er stond, toen in 1906 de leeuwenvlag langzaam naar beneden schoof, een heel ander beeld. Devreese serveerde de Maagd in verguld brons, als een schikgodin, met kapmantel. Haar linkerarm gaat triomfantelijk de lucht in, met een lange oprijzende lans en een zeis – men dacht anno 1900 nog dat de beruchte goedendag er zo uitzag – die ze stevig omknelt. Met een even gedecideerde rechterhand houdt zij de brullende leeuw in toom (al zag burgemeester Reynaert eerder eene zachte en strelende hand). Beiden, leeuw en maagd, kijken streng richting Frankrijk.

 De figuur van de Maagd is, vergeleken bij het ontwerp van 1901, veel dynamischer, met strak gesloten ogen en mond, en zeker ook het beeld van een sterke vrouw die er duidelijk geen probleem mee heeft om iedereen haar fraaie lichaam te laten vermoeden. Niet evident toch om zo Maria voor te stellen, voor dat publiek, maar Devreese pakte iedereen in. De journalisten, de sprekers, het publiek: ze reageerden allen enthousiast, zo leer je uit krantenverslagen van toen. Het waren, zoals gezegd, overwegend mannen die daar stonden te kijken.

 De kunstenaar oogstte ook lof voor het voetstuk, met op één zijde een stervende Franse ridder onder zijn kermend paard, op een andere een Vlaamse krijger die afscheid neemt van zijn wenende vrouw en hun kind. Boven het hoofd van die laatste, in een kleine vergulde nis: Onze-Lieve-Vrouw van Groeninge. De menigte heeft den beeldhouwer rondgedragen. En ’t was verdiend, berichtte Het Laatste Nieuws. Burgemeester Reynaert had het over de beslissende bevestiging van zijn kunstroem.


Georgette


 Zoek geen biografie van Godefroid Devreese, ze bestaat niet. In het twintig jaar oude en monumentale overzicht De beeldhouwkunst in België vanaf 1830 van Mieke Marx en Cor Engelen, krijgt hij een obligate opsomming van prijzen en werken, met veel aandacht voor zijn omvangrijke activiteit op latere leeftijd in het maken van medailles en gedenkpenningen. We vernemen dat hij huwde toen hij 33 was, met Marie Pauwels, een weduwe die uit haar eerste huwelijk vier kinderen meebracht. Devreese stierf in 1941 in Elsene, tachtig jaar oud. 


Er is vooral Thaïs, uit 1899, dat Sotheby’s vijf jaar geleden op 25.000 Britse ponden inzette: een met een uitermate fijne beitel gemaakte figuur van een zalig glimlachende vrouw met een heel doorschijnend gewaad


 Het vreemde aan deze Godefroid is dat als je online snuistert, je merkt dat zijn beeldhouwwerk nog in de markt ligt. Hij maakte onder meer, in marmer en in brons, een verhevigde miniatuurversie van Rodins Kus, waarvoor een veilinghuis enkele jaren geleden 3500 euro vroeg. Maar er is vooral Thaïs, uit 1899, dat Sotheby’s vijf jaar geleden op 25.000 Britse ponden inzette: een met een uitermate fijne beitel gemaakte figuur van een zalig glimlachende vrouw met een heel doorschijnend gewaad.

 Dat was voor de marmeren versie van het beeld, 97 cm hoog. De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel exposeren op verdieping -7 een ivoren exemplaar van 55 cm hoog dat ze in 1992 kochten van een zekere Arlette Lemonnier. Je vindt met wat zoeken ook foto’s van gelijkaardige bronzen beeldjes van 47 cm hoog, al dan niet overdekt met een zilveren patinalaag. 

 Er bestaat geen twijfel over wie het beeldje voorstelt: Georgette Leblanc, in 1899 een negen en twintigjarige operadiva, afkomstig uit Rouen. Beeldhouwer Devreese bevestigde dat met zoveel woorden aan de Brusselse correspondent van het Engelse kunsttijdschrift The Studio in 1899, die er een kort artikeltje over schreef en een foto van het beeldje liet afdrukken, naast een drietal andere beelden van de kunstenaar.

 Georgette Leblanc maakte anno 1899 al een jaar of zes furore als sopraan in de Parijse opera, onder meer als Carmen in de gelijknamige opera van Georges Bizet. Vanaf 1894 speelde ze ook regelmatig in de Munt in Brussel, met het jaar nadien de hoofdrol in Thaïs. Dat was de opera die haar leermeester Jules Massenet had gecomponeerd, op basis van het gelijknamige werk van Anatole France. Op youtube kan je nog krakende opnames van haar zang horen, met Massenet aan de piano, opgenomen op de eerste grammofonen.

 Thaïs speelt zich af in het laat-Romeinse Egypte, rond een monnik die probeert een mondaine courtisane aan het hof van Alexandrië, tevens ook dienares van de godin Venus, te winnen voor het christendom. Zij zweert inderdaad geleidelijk haar wulpse leven af en bekeert zich, terwijl hij gaandeweg zijn fysiek verlangen naar haar beseft en finaal kap en geloof overboord kiepert. Bekend is vooral de Méditation de Thaïs, de muzikale interact halfweg de opera, op het kruispunt van beide emotionele ontwikkelingen.

 De voorstelling leende zich tot ragfijne, pseudo-Egyptische gewaden, zo fragiel zelfs dat bij de première in Parijs per vergissing dat van de hoofdactrice scheurde, wat de journalisten een bewust opgediende ‘striptease’ deed vermoeden.  Met een dergelijke outfit, en nog een band met een diamant op haar voorhoofd, meldde Georgette Leblanc zich op 11 januari 1895 op een diner in het imposante herenhuis van de Brusselse advocaat, schrijver, socialistisch politicus en journalist (en jodenhater) Edmond Picard aan de Gulden Vlieslaan.


Maeterlinck


 Leblanc, 25 op dat moment, had, zo vertelt ze zelf in haar memoires, zich laten uitnodigen, met als uitdrukkelijk doel indruk te maken op één van de gasten: Maurice Maeterlinck. Ze had al een mislukt huwelijk achter de rug, en sindsdien een paar korte relaties. Maar nu was ze in de ban geraakt van de zeven jaar oudere Gentse advocaat en auteur, wiens toneelstukken sinds een jaar of vijf de aandacht trokken in Parijs. Zij had hem gelezen, stukken gezien, ze wilde hem.


En passant signaleerde hij dat hij na een eerste ongelukkige liefde de gewoonte had aangenomen er verscheidene minnaressen tegelijk op na te houden ‘de ene effectief en de andere in voorbereiding, wat me een pak sentimenteel lijden bespaart 


 Ze slaagde. Er kwamen nieuwe afspraken, maar de sombere, nerveuze en gesloten Maeterlinck ontdooien bleek een karwei. Enkele weken later leidde hij haar rond in zijn eigen Gent. En passant signaleerde hij dat hij na een eerste ongelukkige liefde de gewoonte had aangenomen er verscheidene minnaressen tegelijk op na te houden ‘de ene effectief en de andere in voorbereiding, wat me een pak sentimenteel lijden bespaart’. 

 Zij nodigde hem weer uit in Brussel, ze reisden samen naar Mechelen en naar Zeeland. In de lente van 1896 overviel hij haar in Terkamerenbos met een huwelijksaanzoek. Ze stond perplex: ‘Waarom zouden we van het paradijs afdalen om ons te gaan melden aan het registratiekantoor’? Daar bleef het bij. Twee jaar later verhuisden ze naar Parijs, waar hun ongehuwd samenwonen minder opschudding kon verwekken dan in België.

 Het bleef een ménage met veel wederzijdse lange afwezigheden, totdat Maeterlinck in 1911, het jaar dat hij de enige Belgische winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur ooit werd, op een 18-jarige actrice overschakelde. Leblanc bleef een wat excentrieke maar ook zelfbewuste, zelfverzekerde en intelligente vrouw, die piekfijn haar lichaam bleef verzorgen en cultiveren dat zoveel mannen had doen smachten. Ze wist in de jaren twintig nog de hoofdrol op te eisen in een Franse futuristische cult-film, veroverde de States, bracht in 1931 uitermate leesbare èn zelfgeschreven Souvenirs uit. 

 Daarin wilde ze vooral, ook met brieven van Maeterlinck zelf, aantonen hoezeer ze hem geïnspireerd had. Ze had initieel erop aangedrongen dat hij dat meer publiekelijk zou erkennen. ‘Mais te nommer serait ridicule, voyons!’, had hij volgens haar geantwoord. ‘Tu es au théatre,…une chanteuse.’ Waaraan zij, in haar boek, de wrange bedenking koppelde: ‘Evident, ik was een actrice. Ik zong Thaïs, met een diamant op mijn hoofd, mijn gelaat opgemaakt, mijn armen zonder mouwen, mijn handen zonder handschoenen, mijn taille zonder korset. Evident sloot dat elk vermogen tot denken uit. Hij kon wel eens gelijk hebben en ik zweeg’.

 Maar hoe werd ze een reeks identieke beelden van Godefroid Devreese? We weten daar nauwelijks iets over. Noch het beeld, noch Devreese vermeldt ze in haar memoires. Heeft hij Leblanc gezien, heeft ze geposeerd in zijn atelier in Schaarbeek? Of heeft hij op een foto gewerkt? Ook in de schaarse overgebleven brieven en documenten van de beeldhouwer zelf vinden we hier niets over terug. 

 Alleszins is Thais zijn meesterwerk geworden. Ook Devreese geraakte duidelijk bedwelmd van Georgette. Je moet meteen aan Klaas Sluter denken, de geniale beeldhouwer van Filips de Stoute vijf eeuwen eerder, die ook zo fascinerend steen kon ombeitelen tot vederlicht, wapperend en bijna doorschijnend textiel. 

 Devreese is tien jaar geleden door de Brusselse hoogleraar Michèle Goslar in haar monumentale biografie van Horta geïdentificeerd als haast zeker de minnaar van Pauline Heyse. Dat was de jonge Gentse met wie de 19-jarige Gentse Academie-student Victor Horta in 1880 trouwde nadat ze zwanger was geraakt. Het echtpaar Horta, dat in Brussel ging wonen, werd in alle opzichten een ongelukkig huwelijk, mede doordat hij bezeten opging in zijn werk. 


 Buren van Horta van vijftien jaar eerder getuigden op het proces dat ze gezien hadden hoe Pauline naakt voor de beeldhouwer poseerde in Horta’s slaapkamer, terwijl hij op reis was. Het was nu eenmaal de Belle Epoque


 Heyse moet omstreeks 1888 een relatie begonnen zijn met de toen nog ongetrouwde Devreese, die in die jaren verbazend op Horta leek, wel een kop groter was. Hij werkte vaak samen met de architect, die onder meer zijn atelier ontwierp, en was vriend aan huis. Devreese introduceerde Horta trouwens in 1888 in de Loge des Amis Philanthropes. 

 Begin december 1900 ontdekte de architect echter twee brieven die een wederzijdse passie van onstuimige liefde signaleerden van zijn vrouw met een zekere heer D. Er volgde een vechtscheiding van vier jaar. Buren van Horta van vijftien jaar eerder getuigden op het proces dat ze gezien hadden hoe Pauline naakt voor de beeldhouwer poseerde in Horta’s slaapkamer, terwijl hij op reis was. Het was nu eenmaal de Belle Epoque.


Mitterrand


 Waarom vertellen we dit allemaal? Omdat je een foto van Leblanc als Thaïs (gemaakt ergens tussen 1895 en 1899) naast die van de Maagd van Vlaanderen (vanaf 1902) en naast het Thaïs-beeld van Devreese (1899) moet leggen (zoals we hierboven en hieronder doen). De gelijkenissen springen zo in het oog. Bijna hetzelfde kapsel, dezelfde gesloten ogen, dezelfde neus, dezelfde stevige kin, hetzelfde lichaam, zij het, evident, met een minder onthullend gewaad. Alleen is Thaïs als beeld zalig glimlachend, terwijl de Maagd een stoere gesloten mond uitdraagt, zoals Leblanc zelf op de Thaïs-foto . Dat zijn de enige indicaties overigens, naast het feit dat het om dezelfde beeldhouwer gaat in dezelfde periode van zijn leven. Iedereen moet maar voor zichzelf uitmaken of de vergelijking klopt. 



Close encounter op dezelfde drie foto's als hierboven. Van links naar rechts: Leblanc als Thaïs-beeld van Devreese - het hoofd van de Maagd van Vlaanderen door Devreese - de foto van Leblanc als Thaïs.


 Het gebeurt nog wel dat beeldhouwers het bij hun moeizame werk trachten zichzelf wat makkelijker te maken. We weten van het honderd jaar oude beeld van Hendrik van Veldeke in Hasselt – van de middeleeuwse dichter is geen portret bewaard – dat zijn hoofd dat van de toenmalige voorzitter van de wedstrijdjury voor het maken van het beeld is. De historicus Robert Nouwen onthulde in zijn recent boek over Ambiorix dat Jules Bertin, de beeldhouwer van de kolos op de Markt van Tongeren, quasi hetzelfde beeld maakte en verkocht, maar dan als Vercingetorix in Saint-Denis ten noorden van Parijs. 


Maeterlinck had in juli 1902, op de zeshonderdste verjaardag van de Guldensporenslag, in de Parijse krant Le Figaro een fel artikel tegen le flamingantisme had geschreven. Hij noemde dat een doctrine vanwege de meest bekrompen clerus van Europa


 Was het gemakzucht vanwege Devreese om op Thaïs terug te vallen? Was hij geprikkeld door het wat misprijzend juryverslag over het eerste ontwerp van de Maagd? Of wilde de logebroeder een poets bakken nadat aan de onthulling vijf jaar van hevige politieke touwtrekkerij tussen katholieken en liberalen vooraf was gegaan? Dat laatste lijkt eerder onwaarschijnlijk, want hij heeft blijkbaar aan niemand iets verteld.

 Het zou in het Vlaanderen van toen uiteraard schandaal verwekt hebben mocht bekend geraakt zijn dat de al gescheiden en ongetrouwd in Parijs samenwonende Leblanc model had gestaan voor de Maagd, de moeder van Christus in eigen persoon. Nog afgezien van het feit dat Maeterlinck in juli 1902, op de zeshonderdste verjaardag van de Guldensporenslag, in de Parijse krant Le Figaro een fel artikel tegen le flamingantisme had geschreven. Hij noemde dat een doctrine vanwege de meest bekrompen clerus van Europa

 Misschien verklaart dat alles waarom we vandaag zo weinig weten over die nochtans verbijsterende Thaïs-beeldjes. Over een eventuele band van Maeterlinck met Devreese, of dat ze zelfs elkaar ooit maar even ontmoet zouden hebben, is ook geen enkel gegeven bekend. 

 Hoe dan ook, bijna honderd twintig jaar later, hoeft dit geen schandaal meer te zijn. In zekere zin levert dit een nieuwe, frisse blik op een beeld dat in Vlaanderen vergeten is en er door velen misprezen wordt.  Zie het ook als een opportuniteit in een Vlaanderen dat al lang naar een zinvolle invulling van die verdomde en inmiddels vijftig jaar oude juli-feestdag zoekt. 

 Maak er een feest van de muziek van, zoals François Mitterrand een tijd voor quatorze juillet ambieerde (al is die vandaag weer een oubollig militair défilé). Speel dan de Méditations de Thaïs in plaats van de martiale Leeuw. Liefst in de intieme versie van de viool, enkel begeleid door een piano. En breng een eresaluut aan de grande dame Georgette Leblanc. De Gazette van Kortrijk zou dat vandaag ongetwijfeld een heerlijk beeld vinden.